Klein landje

Vanaf het duin in Ter Heijde kun je bij helder weer de haven van Rotterdam zien. Ja precies, daar rechts van die kerktoren, daar zie je de havenkranen de lucht in steken.

En je kijkt daarmee het hele Westland over, van west naar zuidwest, een gebied waar zo’n 100.000 mensen wonen en miljarden omgaan in de export van tuinbouwproducten. Het illustreert een beetje hoe klein, druk en dichtbevolkt dit landje is, al maakt het natuurlijk verschil of je in West-Nederland of Oost-Groningen woont….

Vijftien miljoen mensen Zeventien miljoen mensen, op dat hele kleine stukje aarde…..het liedje van Fluitsma en Van Thijn uit 1996 behoeft aanpassing, want we zijn gegroeid en blijven groeien. En we groeien dicht met bedrijfsterreinen, wegen, woningbouwlocaties, recreatieterreinen en meer.

En voor een stiltezoeker als ik komen er steeds minder plekken. Want zelfs in de meeste natuurgebieden is het niet echt stil, maar hoor je het verkeer op een nabijgelegen weg. Of wordt je bijna van je sokken gereden door mountainbikers. Of zit je net onder een aanvliegroute van Schiphol. Het is de prijs van overbevolking en welvaart in dit kleine landje.

Rommelig doorkijkje

P1000428Deze foto is genomen vanaf de kwekerij is Wassenaar waar ik werk.
Een typisch Nederlands doorkijkje : het paard staat op het eerste gezicht onbedreigd in zijn weiland naast dat mooie slootje, maar op de achtergrond rukt de nieuwbouw op.

Zo’n foto kan overal in Nederland genomen zijn, want bebouwing en verstedelijking rukken overal op, helaas.

Zomer in Nederland

Hoogzomer, maar regen slaat tegen het raam
en stormwind ontbladert bomen, toeristen spoelen weg in hun tentje.
Een record wordt gebroken, voer voor weermannen en -vrouwen
op tv, die opgewekt hun praatje houden, alsof het allemaal niets uitmaakt.

Een dag later schijnt de zon, voor even.

Vogels doen er het zwijgen toe en verzamelen zich voor een terugtocht.
De langste dag ligt ruim achter ons en de lijsterbes kleurt oranje,
herfst nadert.

Henk de Velde: Een reiziger in tussentijd

Ik heb hem net uit: het boek ‘Een reiziger in tussentijd‘ van solozeiler, avonturier en ras-individualist Henk de Velde. Het is een beschrijving van een van zijn reizen – een tocht die van de westkust van Zuid-Amerika via Paaseiland naar Hawaii voerde.

In 2001 vertrekt De Velde met zijn boot de Campina uit Nederland met als doel het noorden van Siberië te bezeilen, maar dit plan mislukt omdat de Russen zijn schip geen doorgang willen verlenen. Hij bezit niet de juiste papieren en de Russische bureaucratie is traag en onwillig. Uiteindelijk besluit hij om dan maar de steven te keren en naar het zuiden te varen, helemaal tot aan Kaap Hoorn. Na de ronding hiervan zeilt hij door Patagonische wateren aan de andere kant van Zuid-Amerika omhoog en ongeveer op dat punt begint het boek. Een fragment:

‘Hoge, donkere hellingen begeleiden mij door de nacht. Het blijft windstil. De regen daalt in constante stromen neer. Ik passeer contouren van onbekende eilanden en diepe baaien in geruis van neervallend water. De nacht kost een pak koffie en een baal shag. Het morgenlicht is intens en onbeschrijfelijk blauw. (   ) Boven de weerspiegeling in het water zie ik de oever. Boven de oever de bergen. Boven de bergen vlagen van de sluizen des hemels, neervallend in onbewoonbare dalen.’

Mooie, beeldrijke taal. De Velde is niet alleen een goede schipper, hij kan ook schrijven.

Vanuit de Chileense havenstad Puerto Montt gaat het de Grote Oceaan op, in noord-westelijke richting. De Campina zet koers naar Paaseiland waar 21 jaar eerder De Velde’s zoon Stefan werd geboren. Deze komt met het vliegtuig over uit Nederland voor een kort weerzien met zijn reislustige vader.

De volgende bestemming is Hawaii, zo’n slordige 6000 kilometer verder de oceaan op. Eindeloze dagen en weken alleen aan boord van de Campina, met voor, achter en opzij van je alleen zee, een oneindige oceaan van water. Weinig wind soms, dus ook weinig voortgang. Vrijwel geen vogels onderweg of ander leven, geen passerende schepen, geen radiocontact, helemaal op jezelf aangewezen:

‘Het zijn lange dagen. Normaal zeil ik mijn scheepje, nu laat ik mij zeilen. Het kan niet anders. Natuurlijk zet ik meer zeil als het minder waait, maar dan ben ik de halve dag bezig om de balans terug te vinden en die vind ik niet. Koers, gewoon koers houden en de balans vinden tussen zeil, kiek en roer, dat blijkt het beste. Dat er al meer dan een maand zo weinig vogels zijn, verbaast me nog elke dag. Er zijn ook geen walvissen, geen dolfijnen en zelfs geen vliegende vissen meer. Ik kan uren genieten van bewegende luchten en zwevende vogels, boven en naast mij of als donker silhouet in het licht. Maar hier zijn geen vogels en dat maakt de wereld ontzettend leeg. Het geeft mij een machteloos gevoel. Dit niets. Deze stilte…terwijl ik van de stilte hou. De stilte die stilte is, maar niet deze stilte die leegte is. (   ) Dit duurt mij te lang. Ik had mij vijfendertig dagen voorgesteld en vandaag is het vijfendertig dagen en nu is het nog een dikke week. het duurt mij te lang.’

artist-impression van de Campina

Na meer dan 40 dagen zeilen bereikt De Velde uiteindelijk Hawaii en legt aan in de haven van Honolulu

Na lange tijd weer onder de mensen en dat is wennen. De Velde klaagt over de toeristen op Hawaii, de drukte, de warmte, het materialisme en ‘nihilisme’ van de moderne mens en meer. Hij is blij als hij kan vertrekken voor de volgende etappe van zijn reis: 4000 kilometer noordwaarts naar de Aleoeten, een eilandengroep bij Alaska. Het weer is goed de eerste dagen, maar dan gebeurt het:

‘Ik zit binnen. Mijn vijftiende bak koffie voor vandaag. De Campina loopt halve wind zes knopen. Plotseling een enorme klap en wat er dan gebeurd is moeilijk te beschrijven, want het duurt maar een seconde en in die ene seconde gaat je hele leven aan je voorbij. Een enorme klap en er gaat een schok door me heen. Met mijn haren overeind zit ik in een groot, wit vuur…ik voel verder niets….(   ) één seconde en ik zie een ronde, gele vuurbal zo groot als een voetbal met allemaal wit licht eromheen via de achterkant van de boot de generatorruimte uit vliegen. Dan is het stil en donker….al het licht uitgevallen, alle instrumenten zwart…en ik voel pijn in mijn spieren, ik ben zo stijf als een plank en elke beweging doet pijn….’

Blikseminslag – De Velde leeft nog en het schip vaart nog maar de schade is aanzienlijk, dus hij moet terug naar Honolulu voor broodnodige reparaties.

Voordat hij terug is op Hawaii en alle schade hersteld is, is het inmiddels te laat in het seizoen om nog verder te gaan (slecht weer op het noordelijk deel van de Grote Oceaan, ijsvorming in de Beringzee bij Alaska) en De Velde besluit om te overwinteren op Hawaii. Hij vliegt naar Nederland voor lezingen, tv-interviews en familiebezoek, maar voelt zich niet op zijn gemak daar en is snel weer terug op zijn boot. De laatste hoofdstukken beschrijven de wachttijd op Hawaii, afgewisseld met herinneringen en persoonlijke gedachten van De Velde over het leven, de maatschappij en meer. Een voorbeeld:

‘Op de tv in Nederland zie je niets anders dan politieke koppen, waarvan de ene nog algemener zaken vertelt dan de andere. Nederland is geen rechtsstaat, maar een wetstaat. het leven speelt zich af tussen twee deuren, die van het werk en die van het huis. Eenmaal thuis is men blij weer thuis te zijn in de eigen, vertrouwde omgeving met alle verzamelde frutsels om zich heen. Hier begint de mythe van het eigen huis. En heb je eenmaal een huis gekocht, dan zit je er lekker voor dertig jaar aan vast. Om na de afbetaling weer belasting te mogen betalen over wat je met je eigen geld hebt verdiend waar al belasting over is betaald. Van de wieg tot het graf wordt ervoor gezorgd dat je vastzit en geen fratsen uit kunt halen, want daar hebben onze ‘africhters’ niets aan.….

Een vrijdenker met een geheel eigen, vaak verfrissende mening. Straks, na de winter, zal hij doorvaren richting Alaska en de Aleoeten. Maar dat is stof voor een volgend boek.

Ik vond ‘Een reiziger in tussentijd’ een fijn boek en ga zeker meer lezen van deze schrijver.

Henk de Velde – Een reiziger in tussentijd, 148 bladzijden, Uitgeverij Elmar; verkrijgbaar bij Bol.com

Moederdag

Heb ik alles? Portemonnee met pinpas voor de onvermijdelijke tank benzine, mobieltje voor het geval dat, de hond voor de gezelligheid en natuurlijk de bloeiende plant voor mijn moeder – veilig ingeklemd tussen voorstoel en achterbank. Ik start de auto en ga op weg.

Het is twee uur rijden van het vrije Westen naar Tukkerland. Radio 2 schenkt Cappuccino en luisteraars mogen bellen met al hun vragen en opmerkingen. De Giro d’Italia koerst dit weekend door Nederland en een vrouw wil weten waar het woord ‘wielrennen’ vandaan komt. Tja. Een man vraagt aandacht voor de uitbuiting van kinderen in de tabaksindustrie overzee. ‘Weer een reden om te stoppen met roken’, grapt de presentator en kapt de beller daarna af. Het programma moet vooral luchtig blijven, geen zware onderwerpen op zaterdagochtend, alsjeblieft.

Twee uur is lang. Ik praat tegen de hond, maar die zegt weinig terug. De radio verveelt me na een tijdje, dus ik leg hem het zwijgen op en het wordt stil in de auto. Onwillekeurige gedachten passeren: herinneringen, pijn, dingen van vroeger en nu – flarden van gedachten die komen en gaan. Ik vraag me ineens af hoe Jezus zich zijn aardse leven herinnert: overheerst de pijn van Gethsemané, van het kruis, van de verlating door God, of domineert de vreugde van de overwinning? Hij is ook een mens, dus Hij heeft ook herinneringen. Al 2000 jaar lang.

Veel groen langs de kant van de weg, Rijkswaterstaat is goed bezig. Veel industrie trouwens ook, veel  huizen, spoorlijnen, andere wegen, kassen – wat is dit landje druk en vol. Soms benauwd het me.

Ik voel de knik in de IJsselbrug bij Deventer en passeer een kwartiertje later de plek waar vorige week zondag supporters van FC Twente op hun eigen manier het kampioenschap van hun club vierden. Het is nu niet ver meer naar Rijssen. Maar straks, na het bezoek, moet ik dezelfde weg terug. Weer twee uur. Wat een eind.

Vervolg ‘Haïti’

Mijn bericht van gisteren over de aardbeving op Haïti en het dodental als gevolg daarvan, lijkt al weer achterhaald te zijn. Achterhaald op een onverwachte manier: volgens berichten in de media zijn er veel minder doden dan aanvankelijk gemeld werd. Het lijkt erop dat de autoriteiten het dodental opzettelijk hebben overdreven om op die manier meer hulp los te peuteren.

Het zou natuurlijk geweldig zijn als deze nieuwe informatie correct is. Geen 230.000 doden, maar veel, veel minder. Geweldig, een opluchting, dank aan God. Maar……

Maar het geeft je een ongemakkelijk gevoel dat je al die tijd in feite voorgelogen bent. Desinformatie en manipulatie, alleen om meer geld en hulp te krijgen. Niemand die kritische vragen stelde toen de president van Haïti, René Préval, een dodental van 230.000 noemde. Journalisten namen de informatie klakkeloos over zonder er vraagtekens bij te zetten. Beetje griezelig wel. Wie kun je nog geloven?

Deze week

Zondag 07/02 Buiten is het grauw, ik maak het eind van de ochtend een wandeling met de hond, maar er is weinig aan en weinig te zien.

Een dienst meegemaakt van de Bethlehemkerk in Den Haag, via internet. Het was best de moeite waard, overtuig jezelf daarvan: http://bethlehemkerk-denhaag/html2/kerkdiensten en dan klikken op de middagdienst van 9 februari.

Je hebt op zo’n zondag te veel tijd om na te denken. Denken wordt soms piekeren en piekeren maakt somber. Goed dat ik die hond heb en niet helemaal alleen ben. Goede muziek of een fijn boek kan ook helpen. Al met al ben ik meestal blij als het avond is en de sabbath bijna voorbij. ‘Wacht op de Heer, zijt sterk, en Hij zal uw hart versterken’ (psalm 27:14).

Maandag 08/02 Gemeen koud buiten, ik had vorige week mijn wintermuts al weer opgeborgen, maar dat blijkt te vroeg gejuicht. Nederland! vlak landje aan de Noordzee, willoos prooi voor continentale hogedrukgebieden en oceaandepressies. Vorige week wonnen de depressies het, nu is het de beurt aan een hogedrukgebied dat Oost-Europese kou met zich meebrengt. Woensdag, donderdag en vrijdag moet ik werken op de boomkwekerij, ik mag wel lang ondergoed en extra dikke werkhandschoenen kopen. Hopelijk is deze kou weer snel voorbij en breekt het voorjaar door.

Dinsdag 09/02 Bloed laten prikken in het ziekenhuis, dit moet regelmatig gebeuren i.v.m. medicijnen die ik gebruik (o.a. Efexor, een anti-depressivum). Vrijdag hoor ik of alles goed is. Medicijnen hebben bijwerkingen. Bij mij: weinig weerstand, een droge mond als ik ’s ochtends wakker wordt, gewichtsverlies, ik zweet veel, vooral in mijn slaap, ik ben gauw moe en lijk soms wel de gaapziekte te hebben. Allemaal dingen die volgens de bijsluiter te maken (kunnen) hebben met het gebruik van Efexor. Verder is er een vrij grote kans op: hoge bloeddruk, verhoogd cholesterolgehalte in het bloed, duizeligheid, gewijzigde eetlust, moeite met plassen, gestoord of abnormaal zicht en meer. Is het middel erger dan de kwaal??

Woensdag 10/02 Gewerkt op de boomkwekerij in Wassenaar. Het heeft gesneeuwd de afgelopen nacht waardoor ik er een half uur langer over doe om op de werkplek te komen. Iedereen gaat met de auto en iedereen rijdt voorzichtig, dat schiet dus niet erg op. Erg koud buiten, maar het werk valt dit keer mee: struiken die met een rooimachine uit de grond gehaald worden, in een container laden en dat gaat vrij makkelijk. Mijn begeleider vanuit het WSW-bedrijf komt langs en even later arriveert mijn consulente van het reïntegratiebedrijf. Er wordt een afspraak gemaakt: ik ga voorlopig door met dit werk, op proef en met behoud van uitkering. Geen salaris dus, alleen een onkostenvergoeding voor de benzine, plus werkschoenen en een werkjas. Als dit goed blijft gaan, krijg ik binnen afzienbare tijd een contract, mét salaris.

Licht sneeuw in de loop van de dag. We zitten hier onder de aanvliegroute naar Schiphol. Een haas vertoont zich op het open land. Dit is volgens mij de paartijd voor hazen: februari, nog winter. Af en toe komt de zon even door. Muts, dikke handschoenen en wintersokken. Papieren zakdoekjes onder handbereik – mijn neus reageert geprikkeld op de kou.

Donderdag 11/02 Op de boomkwekerij hetzelfde werk als gisteren gedaan. Hoofdpijn en zere oren van de snijdend-koude wind. Gelukkig maken we geen lange dagen en nemen we onze pauzes, dat scheelt. Morgen stront kruien: de baas heeft een vracht koemest laten komen en ik mag een begin maken met het verspreiden ervan over het land. Dat betekent: met een kruiwagen vrachtjes mest uitrijden en storten en daarna het spul met een riek netjes verdelen. Ik hoef het gelukkig niet zelf onder te spitten: dat gebeurt machinaal met een frees. Het is voedsel voor de bomen en struiken, straks in het groeiseizoen profiteren ze ervan. Ik zou op mijn volkstuin ook best een vrachtje koemest kunnen gebruiken.

Vrijdag 12/02 Wachten. Wachten op mijn collega, die naar het ziekenhuis moest voor controle en vertoeft te komen. Ik heb net 17 kruiwagens poep uitgereden en verspreid en zit nu uit te blazen. Het is ongeveer 2 graden onder nul buiten, de zon schijnt en ik zweet onder mijn kleren van het gedane werk. En nu wacht ik. Beetje doelloos. Ik kan niks meer doen verder, mijn maat moet eerst terug zijn, dan kunnen we verder. Als je na zware arbeid zo ineens stilvalt, maakt je dat loom en een beetje slaperig.

Gisteren kwam de baas even kijken. Ik merk aan mezelf dat ik bij zijn komst terugval in de reflexen van vroeger: automatisch iets harder gaan werken als ik zijn gezicht zie, mezelf een klein beetje uitsloven, m’n beste beentje voorzetten – hij moet een goede indruk van me krijgen. Als een hondje van Pavlov dat – na jarenlange afwezigheid – het etensbelletje nog steeds herkent en erop reageert.

Straks weer planten laden, er is een nieuwe container gebracht die wij mogen volstampen met struiken. Daarna is het weekend, denk ik. Lekker uitrusten.

Zaterdag 13/02 Wat ik al dacht gisteren: toen de container stampvol was met planten, begaven we ons richting de ‘kantine’ voor een bakkie en daarna was het al gauw einde werktijd. Twee collega’s van de afdeling tuinaanleg van de firma kwamen langs voor een praatje. Vrijdagmiddag – de tuin die ze moesten aanleggen, was af en ze geloofden het verder wel…..Een ongemakkelijk gevoel voor mij, als er ineens twee ‘onbekenden’, mensen die ik 1 keer heb gezien en daarna niet meer, komen binnenvallen. Ik weet me geen houding te geven en neem geen deel aan het drukke gepraat. Ik weet toch niet wat ik zou moeten zeggen en heb eigenlijk ook geen vrijmoedigheid om mijn mond open te doen. In je schulp kruipen, heet dat in goed Nederlands. Gelukkig blijven ze niet lang en mag ikzelf even later naar huis.

Vanmiddag boodschappen gedaan voor mijn ouwetje (een bejaarde vrouw van wie ik buddy ben). Ze kon zelf niet naar buiten, had een ontsteking aan haar voet. Altijd wat, ziek of bijna ziek, ontstekingen, kou gevat, een brandwond van gemorste hete thee, reuma, diabetes, artritis, geen energie, geen leven. Ik voel me altijd erg gezond bij haar en vind het vaak moeilijk om compassie op te brengen voor iemand als zij. Het is allemaal te veel, te erg, elke week hetzelfde, geen verandering, al die pijnen, het klagen erover, het klagen over de verzorging die ze krijgt. Te alles, teveel.

Nederland versus Haïti

 

Wat hebben we het toch goed in dit land, vergeleken met andere delen van de wereld!

Neem nou mij: ik ben al een tijdje werkloos maar dankzij een WW-uitkering van de overheid hoef ik geen honger te lijden. Elke maand wordt er geld op mijn rekening gestort, zonder dat ik daar een prestatie voor lever. 

Omdat ik een autistische stoornis heb, kom ik in aanmerking voor een baan via de sociale werkvoorziening – ik sta op de wachtlijst daarvoor. Ook die sociale werkvoorziening wordt betaald door de overheid. Dat is nog niet alles: ik kom ook in aanmerking voor ‘begeleid werken’. Dat betekent dat ik geplaatst kan worden bij een normale werkgever, die rekening houdt met mijn beperkingen. Ter compensatie van het lagere prestatieniveau krijgt de werkgever dan een loonkostensubsidie – betaald door de overheid.

Nee, dan Haïti: van WW-uitkeringen, sociale werkvoorziening en loonkostensubsidies hebben ze daar nog nooit gehoord. Als je geen werk hebt, heb je ook geen inkomen en ben je afhankelijk van de goedheid van anderen. Veel mensen daar zijn blij als ze 1 keer per dag een maaltijd hebben. Een straatarm en corrupt land.

En dan wordt zo’n land ook nog eens getroffen door een aardbeving. Er wordt gesproken over 50.000 doden. Stapels lijken in in de straten van de hoofdstad Port-au-Prince. Twee miljoen mensen die afhankelijk van hulp zijn. Hulp die uit het buitenland moet komen. Een land dat te arm om zichzelf te helpen, dat afhankelijk is van de goedheid van anderen.

Wat een contrast met Nederland. Als je daar aan denkt, stop je volgens mij met klagen – over de hoogte van je WW-uitkering bijvoorbeeld, of over je plek op de wachtlijst bij het sociaal werkbedrijf. En misschien houd je dan zelfs van die uitkering nog iets over voor Haïti.

Geef voor Haïti : http://www.woordendaad.nl