Bij de tandarts

Een van de ergste beproevingen die een mens in zijn leven moet ondergaan, is een bezoek aan de tandarts. En dit geldt natuurlijk vooral als de visite zich verder uitstrekt dan een periodieke controle en er een renovatie van (delen van) het gebit op stapel staat.

Ik heb een afspraak om 8 uur 15, maar ben al om vijf over acht op de plek des onheils – in de ijdele hoop dat de tandarts eens een keertje vroeg is en ik meteen aan de beurt ben. Helemaal mis en ik mag mezelf vervolgens 20 minuten opvreten in de wachtkamer.

Wachten dus. Op de tafel voor me ligt een stapel tijdschriften die onder normale, niet-tandheelkundige omstandigheden tot leringh ende vermaeck zou kunnen dienen, maar nu alleen inhoudsloos, oeverloos, zinloos en zouteloos, alsmede volkomen waardeloos tekst en beeldmateriaal bevat.
Op de achtergrond van mijn gehoor zijn de stemmen van de tandarts en zijn donkerogige assistente waarneembaar, en ook de onmiskenbare geluiden van de apparatuur die de man bij de uitoefening van zijn taak gebruikt – wat de spanning bij mij alleen nog maar verhoogd.

Maar de eigenlijke beproeving moet dan natuurlijk nog beginnen. Even later lig ik hulpeloos achterover gekanteld in die infame behandelstoel, met allerlei wezensvreemde dingen in mijn mond: een buisje om rommel af te zuigen, een soort klem die mijn mond open houdt en – het meest prangende – de vingers van de tandarts met daarin zijn gereedschap.
Het ergste is nog dat ik niet goed kan slikken, zo achterover liggend. En ik móét slikken, mijn slikreflex is bijzonder sterk op zo’n moment en overheerst alles.
Spaans benauwd, vechtend tegen de paniek en het duurt lang, het duurt veel te lang. Ik zal nooit meer snoepen, ik gebruik vanaf nu alleen nog maar suikervrije produkten, ik zal 3 x per dag mijn tanden poetsen, ik neem een prothese, ik……

Na een eeuwigheid verklaart de tandarts dat het tijd is voor een pauze en mag ik opnieuw plaatsnemen in de wachtkamer. Daarna volgt de tweede helft van de behandeling.
Na twee eeuwigheden mag ik eindelijk voor de laatste keer spoelen en verlaat even later enigszins bibberig de praktijk. Dit nooit meer, neem ik me voor.

En de rekening bedroeg 667,13 euro….

Psycho

Naar de psycholoog geweest vanochtend, voor het eerst in twee maanden.

 ‘Waar wil je het over hebben?’ is zijn standaardvraag nadat ik me geïnstalleerd heb in een stoel tegenover de zijne. Niet altijd prettig, die vraag: er veranderd weinig in mijn leven en mijn wereldje is klein, dus vaak moet ik het antwoord schuldig blijven. Ik heb geen zin om het telkens maar weer opnieuw over diezelfde dingen hebben waar ik het al veel vaker over hebt gehad: mijn onzekerheid, mijn lage zelfwaardering, mijn autisme, de hardheid van de wereld en meer. Je bent een keer uitgepraat daarover. Een punt daarachter. Niks meer aan toe te voegen.

Dit keer had ik wat gespreksonderwerpen opgeschreven van te voren. Omdat ik wist dat de vraag zou komen. Om een handvat te hebben. Om een beetje voorbereid te zijn.

Mijn depressieve gevoelens die soms de kop op steken in deze donkere wintertijd. De cursus sociale vaardigheden van PsyQ die ik recent gevolgd heb en waarbij ik afgeknapt ben op de andere deelnemers (een keer maar nooit weer). Geen succes in het vinden van werk. Weinig sociale contacten. En tot slot ook iets positiefs: mijn schrijfactiviteiten van de laatste tijd: Nanowrimo en weblogs, zinvolle tijdsbesteding, een nieuwe passie.

Ik kijk op mijn papier met aantekeningen en vertel. Hij luistert, stelt af en toe een vraag, maar is er al met al gauw klaar mee. Hij heeft geen tips om de winterblues tegen te gaan en ergens stelt me dat teleur. Mijn verwachtingen zijn waarschijnlijk te hoog gespannen.

We maken geen nieuwe afspraak, maar spreken af dat ik contact met hem opneem als ik er behoefte aan heb. Maar beter zo, misschien. Toch jammer dat het gesprek niet méér oplevert dan dat.

Thuis……

Acaciastraat

   Een bovenwoning in Den Haag, vier kamers en een keuken met een balkonnetje op het westen, aan de zeekant. Bouwjaar ver voor de oorlog, maar in de laatste decennia ingrijpend gerenoveerd, als een oud lichaam waarvan de versleten organen vervangen werden door transplantaten. Kunststof kozijnen voor en achter, nieuwe plafonds, een nieuwe keuken, modern sanitair.

 De woonkamer: mijn leefruimte – bankstel tegen de muur, met een plaid over de versleten bekleding; een werktafel bij het raam: computer, printer, woordenboeken, schrijfgerei, koekkruimels, kauwgum. De bijbehorende stoel heb ik voor 2 tientjes op Marktplaats gekocht, maar zit goed. Verder: een fauteuil die ik zelf nooit gebruik en die zijn recht om in dit vertrek te zijn, alleen ontleend aan de zeldzame momenten dat ik bezoek heb, een hondenmand, de gashaard en een boekenwandje – reisverhalen, veel reisverhalen.  Een kalender met foto’s van Amerikaanse landschappen aan de muur, een foto van mijn overleden vader op de schoorsteenmantel. Een klok die stilstaat omdat ik de batterijen verwijderd heb – het continue, monotone tikken ging op mijn zenuwen werken.    

 Het uitzicht: aan de straatkant de gevels van de huizen aan de overkant – je kan ze bijna aanraken. Ramen als gapende muilen. Aan de andere Den Haagzijde de tuinen van de bewoners op de begane grond. Een hoog oprijzende conifeer in mijn blikveld, broedplaats voor minstens 1 koppel van de vele duiven die de bovenkant van mijn balkonhek bevuilen. Er achter de woningen en winkelpanden in de straat die parallel aan mijn eigen straat loopt. Daarboven: weidse lucht, eindeloos, tot in de hemel reikend, uitspansel, schepping, kosmos. Wolken die vanaf zee landinwaarts komen drijven, traag maar onverbiddelijk. Stapelwolken in allerlei vormen: luchtkastelen, sprookjesdieren, reuzen. Grillig gevormde formaties, massieve onweersfronten, striemende regenbuien, soms even snel vertrokken als ze kwamen. Helblauwe lucht op zonnige dagen, dat het pijn aan je ogen doet als je naar buiten kijkt. Asgrijze, depressief-makende lucht, melkwitte lucht, Ruysdael-lucht.

Geluiden van buiten, gedempt door dubbel glas: een koerende duif, een voorbij rijdende auto in de straat,  stemmen.                                                                                        Het suizen in mijn oren, het rommelen van maag en ingewanden, mijn ademhaling. De hartslag van het huis: het druppen van een kraan, tikkende leidingen, houten vloerdelen die werken.  De koelkast slaat aan. De hond geeuwt en kijkt me vragend aan.  Een bromvlieg die de weg kwijt is, stort zich tegen de ruit, telkens weer, op zoek naar een opening. Als het me teveel wordt, druk ik hem dood tegen het glas.

 Ik denk dat ik maar naar buiten ga.

nooit te laat voor relatie?

Ik ben 47 en alleenstaand.

Als ik alleen ben (en dat ben ik meestal) voel ik me vaak eenzaam en onbevredigd, alsof mijn leven geen waarde heeft, leeg is en betekenisloos. Als ik met iemand anders ben, voel ik me ongemakkelijk, gespannen, ongelukkig soms, en wil ik het liefst alleen zijn. Hoe kom ik hieruit?                                                                             

Lees verder………Twee vrouwen Word