Afscheid van Congo

Impressie van een bibliotheekboek

Opmaak 1

 

Afscheid van Congo  – Erwin Mortier.
Ondertitel: Met Jef Geeraerts terug naar de evenaar.
De Bezige Bij (2010), 277 bladzijden

 

 

 

Een citaat, van de achterflap van het boek:

Ik denk aan de straten van Kinshasa, het overbevolkte, gistende, rottende, bloeiende, vibrerende en stervende Kinshasa,  waar ’s nachts de vuren oplaaien alsof het bos overal doordringt, alsof de stad niet meer dan een plek is waar de ene brousse overgaat in de andere. Kinshasa; een wildgroei van kostig beton, roestend ijzer, stank en verval, waar het andere woud, het groene en stille, zich aan optrekt om de stad die de Belgen uit het niets hebben geschapen weer te overwoekeren – zoals alles hier.

 

Twee schrijvers: in 2010 reisden de Vlaamse schrijvers Erwin Mortier en Jef Geeraerts naar Congo om de stand van zaken in deze voormalige Belgische kolonie op te nemen. Voor Geeraerts was het een terugkeer: hij werkte in de koloniale tijd als bestuurlijk ambtenaar enige tijd in het land, had affaires met verschillende inlandse vrouwen en moest kort na de onafhankelijkheid net als de andere Belgen het land halsoverkop verlaten toen de stemming omsloeg en blanken niet langer welkom waren.
Mortier en Geeraerts reisden in 2010 eerst naar de hoofdstad Kinshasa, vlogen daarna naar het binnenland en bezochten daar het gebied waar Geeraerts vroeger werkt.

Het land: een enorm groot Afrikaans land (69 x Nederland) waar alles niet vooruit maar achteruit gaat. Alles wat de Belgen hebben achtergelaten aan voorzieningen rot weg in de jungle, wordt overwoekerd door lianen of in beslag genomen door corrupte regeringsfunctionarissen die het vervolgens voor eigen gewin exploiteren.
De dictator Mobutu die decennialang de baas was in Congo, liet een failliete boedel na. De huidige machthebber Joseph Kabila en diens entourage verkoopt de rijkdommen van het land (grondstoffen als coltan, goud, diamant, tin en veel meer) aan de Chinezen en krijgt in ruil daarvoor inferieure producten terug: magnetrons die al na 3 maanden kapotgaan, wegen waarvan het asfalt al na korte tijd afbrokkelt…

De mensen: op het oog vrolijke inwoners, maar onderhuids lijkt er iets te gisten, iets van wanhoop of woede. In de dorpen op het platteland die de beide Belgen bezoeken, de dorpen waar Geeraerts vroeger werkte, heerst uitzichtloosheid en stagnatie. De beide blanken worden ter plekke vaak door uitzinnige menigtes ontvangen, maar bij vertrek hangt er vijandigheid in de lucht. De mensen verwachten iets van de Missjé’s (monsieurs), éisen het bijna: geld, hulp, sigaretten, wat dan ook. De Belgische kolonisatoren gingen veel te vroeg weg en lieten het land aan hun lot over en dat moet goed gemaakt worden door die blanken…

 

De geschiedenis: de Belgische koning Leopold II exploiteerde Congo aan het eind van de 19e eeuw enkele decennia lang als persoonlijk wingewest en ging daarbij uiterst bruut te werk. Volgen sommige schattingen kwamen in die periode zo’n 5 miljoen mensen door uitbuiting en ziekten om het leven. Daarna nam de Belgische staat het over, maar er verbeterde de eerste tijd weinig: de koloniale ambtenaren waren vaak uiterst racistisch en beschouwden de inlandse bevolking als inferieur aan de blanken. Kolonialen die een villa hadden langs de rivier de Congo vermaakten zich soms door met hun geweer langskomende vissers uit hun prauwen te schieten…..

 

De staat van de natie: als Mortier en Geeraerts samen van dorp naar dorp reizen in het noorden van het land, hotsend en butsend over erbarmelijk slechte wegen, tekent de auteur voor de volgende rake observatie:

De lucht is nu vol van de geur van brandend hout. Stukken van het woud worden platgebrand om bij het begin van het regenseizoen beplant te worden. De lange zit in de auto heeft me inmiddels in een soort trance gebracht. Ik laat me heen en weer schudden, lever me over aan de monotone afwisseling van stukken bos in de dalen, de riviertjes waarin kinderen spelen en vissen, en op de heuvelhoogten de dorpen: hutten van gedroogde rode modder, vol gaten waar je dwars doorheen kunt kijken, in de zwarte schaduw van mango- of citrusbomen en de aangestampte aarde eromheen. Ik negeer de roep in ongeveer elk dorp wanneer men onze auto’s in het oog krijgt: ‘Mondele! Mondele! Blanke! Blanke!’, en de kinderen die met de ene hand over hun navel wrijven en met de andere een bedelend gebaar maken.
En na een tijd sluit alles zich aaneen tot een slaperige dagdroom: wolken vlinders, roestbruine waterpoelen, palmen, hutten, rode aarde, blauwe rook, joelende kinderen en wegstuivende kloekhennen met een hele kleuterklas van piepende bolletjes achter zich aan. En boven elk dorp in het withete zenit de slagschaduw van de kiekendief, speurend naar verdwaalde kuikens.

In de stad Bumba in het noorden van het land is nog één blanke missiepost met één op leeftijd gekomen pater. De pater bestuurt een complex van scholen, kleuterklassen, lager en middelbaar onderwijs. Zijn ziekenhuis moet het enige in de stad en de regio zijn dat functioneert, met een goed geoutilleerde apotheek, operatiekamers en een laboratorium. Maar de pater is somber over de toekomst:

Ik heb hier een formidabel ziekenhuis, een formidabele school, ik stel meer dan honderd mensen te werk, mijmert pater Carlos. Maar als ik hier over enkele jaren wegga  of te oud ben om de zaken te besturen, en er komt geen goeie opvolging, dan duurt het misschien nog een jaar of drie, en dan is alles wat ik opgebouwd heb kapot.
Hij neemt een slok van zijn whisky, zucht en trekt de schouders op. ‘Zo gaat het hier,’ besluit hij gelaten. ‘dat is Afrika.’

En beter wordt het niet! Dit land, geteisterd door wanbeleid in de eerste decennia na de onafhankelijkheid opgevolgd door een verschrikkelijke burgeroorlog eind 20e eeuw, waarna nog meer wanbeleid onder de huidige president volgde, wankelt.
Om nog wat zekerheid te hebben, de zekerheid dat iemand je verzorgt als je dit zelf niet meer kunt, investeren de mensen in kinderen. Het gevolg is dat de bevolking snel groeit hetgeen voor nog meer problemen zorgt, want wie gaat al die monden voeden en huisvesten?

Onze Belgen reizen terug naar de hoofdstad Kinshasa om daarvandaan het vliegtuig naar Europa te nemen. Een laatste citaat uit het boek, vanaf de luchthaven:

Twee chefs de protocol van de Belgische ambassade proberen ons door de in gang van diplomaten en vips naar binnen te loodsen, maar het gezicht van de agent die met zijn brede corpus de deuropening afschermt staat op tropisch onweer. Wat onze begeleiders ook tegen hem inbrengen, wapperend met onze paspoorten en enkele discreet ertussen verscholen dollarbiljetten, de man wil van geen wijken weten. Die Belgen moeten maar doen zoals iedereen. Dus slepen we ons over het terrein naar de andere ingang, waar alweer een geuniformeerde dikkerd zich breeduit voor de deur posteert om de luchthaventaks te innen, plus een extraatje voor de moeite, vooraleer hij ons doorlaat.

(…..) Het is diepdonker wanneer we in de bus naar het vliegtuig kunnen stappen, na de zoveelste identiteitscontrole.
“Wat vond jij eigenlijk van die aap die we in Bumba op ons bord kregen” vraagt Jef terwijl we plaatsnemen in het vliegtuig.

“Nogal zuur en taai”, zeg ik. “Mijn ding niet.”
“Ik heb er vroeger betere gegeten,” knikt hij,

 

erwin mortier en j g

Erwin Mortier (links) met Jef Geeraerts. Laatstgenoemde overleed in 2015….