Single: een modern woord of alternatieve uitdrukking voor vrijgezel, alleengaand of alleenstaand, oftewel: mijn burgerlijke staat. Het Engelse leenwoord probeert de negatieve klank van de Nederlandse begrippen te camoufleren, en dat lukt een heel klein beetje.
Het betekent in ieder geval partnerloos en in mijn eigen geval ook kinderloos. Geen lief, geen nageslacht, een naam die uitsterft.
Volgens Wikipedia (hier) zijn er 2,2 miljoen singles in Nederland. Ik ben dus bepaald niet alleen, een feit dat verder overigens geen enkele troost biedt.
Alleen door het leven, in veel opzichten. Alleen thuis, niemand om iets mee te delen. Niet zielig, zeker niet! Ook niet extreem ongelukkig, meestal niet tenminste, wel een beetje onvervuld. Een beetje doelloos soms ook, een beetje zinloos. Waar leef ik eigenlijk voor? Proberen om zingeving te vinden in andere dingen zoals vrijwilligerswerk, maar dat blijft surrogaat. Aan het eind van de dag ben je toch weer alleen.
Zonder succes datingsites proberen. Jezelf in de etalage zetten, met foto en wervende beschrijving. Veel vrouwen die je profiel bekijken, maar niemand die toehapt. Het gezegde ‘Op ieder potje past een deksel’ klopt niet, weet ik inmiddels proefondervindelijk.
Een hond als maatje nemen helpt iets tegen de eenzaamheid, maar vervult de leegte niet. Een hond is geen mens.
En verder probeer je er het beste van te maken, elke dag weer. Maar de leegte blijft.